Zoon van Johan Hendrik van Heurn; studeerde aan de Illustere school in zijn geboorteplaats en aan de universiteit te Utrecht; promoveerde in 1772 tot meester in de beide rechten. Hij vestigde zich als advocaat in Den Bosch, werd hoogleraar aan de Illustere school in 's-Hertogenbosch; bekleedde het kanunnikaat in de kerk van St. Pieter te Oirschot; werd lid van de stedelijke regering, lid Provinciale Staten en staatsraad in buitengewone dienst. Van Heurn onderhandelde met de Franse generaal Pichegru (1761-1804) op zijn buiten Leeuwenstein te Vught over de capitulatie van de stad. | 193 |
Gedoopt in de Grote kerk 7 maart 1751, vader mr Johan Hendrik, griffier van de Leen- en Tolkamer, moeder Anna Roemer (S 78, 570 d.d. 31 mei 1793); ondertrouw 8 november en trouw 25 november 1781 voor schepenen van 's-Hertogenbosch met Geertruide van Genderen Dirksdochter, die op Leeuwenstein te Vught overleed 25 october 1826 (S 126, 541 en Voorname huizen II blz. 354); dochter Anna Antonia Emilia gedoopt in de Grote kerk 8 februari 1784 (S 79); dochter getrouwd 17 juni 1804 met Aldert van Galen, zoon van Arnoldus en Johanna Walraven en overleden 's-Hertogenbosch10 februari 1855 (S 567 en Krantenknipsels C.B.v.G.); in 1771 ingeschreven aan de Utrechtse Universiteit (Alb. Stud. R-T. blz. 166); in 1776 benoemd tot hoogleraar in de rechten aan de Illustre School te 's-Hertogenbosch, tevens practiserend advocaat (Bossche Alm. 1796-1810); ingevolge commissie van het kapittel van Oirschot d.d. 20 juli 1780 benoemd tot waarnemend rentmeester van dit kapittel (A.R.A. Raad van State 2526 2e rekening 1783); 30 januari 1786 tweede griffier van de Leen- en Tolkamer, in 1793 schepen te 's-Hertogenbosch (A.R.A. | 412 |
Raad van State 1541 blz. 128 vso en Van Zuylen XVII); 21 october 1794 griffier van de Rekenkamer te 's-Hertogenbosch (Gem. archief 's-Hertogenbosch A 167); later president van het crimineel tribunaal en het Hof van Justitie van Bataafs Braband, 27 november 1799 vervallen verklaard (R.A.N.Br. Prov. Repr. 169 en A.R.A. Wetg. Colleges 221 d.d. 5 december); in 1802 en 1803 lid van het Departementaal Bestuur van Bataafs Braband (Res. Departementaal Bestuur de Dommel 21 juli 1802 sub init., Wag. XLIV blz. 263 en Vredesalm. Bat. Volk 1803); bij Staatsbesluit van de Bat. Republiek d.d. 19 juli 1805 no 1 benoemd tot lid van de Raad van Financiën in het dep. Braband (A.R.A. S.s.k.L. 629 en S. v.d. Graaff, Hist. tabellen blz. 90); bij besluit van de Landdrost van Braband van 1 augustus 1807 no 13 eervol ontheven als lid van de commissie van advies van advocaten inzake geschillen over kerkgebouwen in het departement Braband (P. Noordeloos, Rest. der Kerken in de Fr. tijd blz. 400); 1806-1810 ridder, staatsraad en assessor bij het Landdrostambt van Braband (Kon. Alm. 1807 en Bossche Alm. 1810); in 1811 een der drie raden van de prefect in het dep. der Monden van de Rijn en bij Souv. Besluit van 26 februari 1814 no 53 benoemd tot raad bij Com. Gen. van het departement van de Monden van de Rijn (A.R.A. S.s. 9); bij K.B. van 29 augustus 1815 no 71 benoemd tot lid van de Prov. Staten van Noord-Braband voor de stad 's-Hertogenbosch (A.R.A. S.s. index 1815 blz. 690); woonde op Leeuwenstein te Vught, waar in 1794 Pichegru zijn hoofdkwartier vestigde; overleden 19 maart 1815 (Biogr. Wrdbk v.d. Aa VI blz. 226). | 413 |
Was als zoon uit het huwelijk van mr. Jan Hendrik van Heurn (1716-1779) en Anna Roemer (1726-1780) een kleinzoon van de Bossche hoogleraar in de Oosterse talen G.U. Roemer (1672-1741). In februari 1762 werd hij aan de Latijnse School te Den Bosch als leerling ingeschreven en 19 februari 1767 werd hij daar „tot de Academie bevorderd”, waarbij hij een toespraak hield De origine et fatis urbis patriae Sylvaeclucis. Waarschijnlijk heeft hij aan de Illustre School zijn eerste hogere opleiding ontvangen, want pas 27 december 1771 liet hij zich aan de Hogeschool te Utrecht als student inschrijven en reeds 30 october 1772 promoveerde hij daar onder J.H. Voorda (1732-1814) op een Dissertatio juridica de regalibus in Belgio, praecipue in agro Sylvaducensi usitatis (Traj. ad Rhen., 1772) tot meester in de beide rechten. Hij vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad en werd 3 augustus 1776 tot (onbezoldigd) hoogleraar in de rechtsgeleerdheid aan de Illustre School benoemd. Zijn oratie van 6 september 1776 was getiteld: De jure Romano neque Laris instar colendo neque ad bestias damnando. Met zijn professoraat verenigde hij de functie van tweede griffier van de Leen- en Tolkamer, waartoe hij 30 januari 1786 benoemd werd. Hij bekleedde een kanunnikaat in de kerk van St. Pieter te Oirschot (N.B.) en maakte deel uit van de stedelijke regering van Den Bosch. Met enkele andere leden van de raad was hij lid van de delegatie, die 7 october 1794 naar Vught werd gezonden om met de Franse generaal Ch. Pichegru (1761-1804), die in Van Heurns eigen buitenverblijf Leeuwenstein zijn hoofdkwartier had gevestigd, over capitulatie en overgave van de stad Den Bosch te onderhandelen. Toen de Regering van Den Bosch 21 october 1794 door een minder eenzijdig samengesteld college werd vervangen, verloor hij zijn plaats in de raad, maar hij werd dezelfde dag door de „Représentants du Peuple” bij het Franse leger als griffier van de „Chambre des Comptes” in zijn ambtelijke functie gehandhaafd. | 49 |
In 1803 werd hij assessor van de landdrost van het Departement Brabant en bij de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant en staatsraad in buitengewone dienst. Het blijkt niet, of hij na 1794 zijn professoraat nog heeft uitgeoefend. Het huwelijk van Johan van Heurn met Geertruida van Genderen Dirksdochter (ov. Vught, 25 october 1826) werd 25 november 1781 in de Waalse kerk te Den Bosch ingezegend. Het enige kind uit dit huwelijk, Anna Antonia Emilia (ged. Den Bosch, 6 februari 1784, 0v. 1855) trouwde in 1804 met Aldert van Galen (1771-1843), controleur der belastingen te Den Bosch. Uit dit huwelijk werden geboren en te Den Bosch in de St. Janskerk gedoopt: Arnold 29 augustus 1805, Geertrui Johanna 10 januari 1808 (jong gestorven), Geertrui Johanna (2) 28 januari 1810, Johanna Jacoba Maria 17 april 1814, Johan Heurnius 30 juli 1815, Pieter Cornelis Antonie 22 maart 1818.
In 1779 erfde Van Heurn van zijn vader het dubbele huis in de Kerkstraat 52-54, dat zijn moeder Anna Roemer in 1741 van haar vader, Prof. G.U. Roemer, geërfd had en in 1743 mee ten huwelijk had gebracht. Ook het buitenhuis Leeuwenstein te Vught, dat zijn vader in 1753 had laten bouwen en waar hij zelf op twee-jarige leeftijd de eerste steen van had gelegd, werd in 1779 zijn eigendom. Zijn weduwe is tot haar dood in 1826 op Leeuwenstein blijven wonen. Het huis in de Kerkstraat had zij 28 juli 1824 verkocht aan Herman Antony Portier (ov. 22 maart 1825).
GESCHRIFTEN: In curiam Sylva-ducensem concordi magistratuum vigilantia per seculum servatam, z.pl. en j. (1770); Op het smertelyk overlijden van den hoog eerwaarden en zeer geleerden heer Herman Gideon Clemens, in leeven zeer geacht en getrouw leeraar in de gemeente Jesu Christi te 's Hertogenbosch; en hoogleeraar in de heilige godgeleerdheid aldaar, God-zalig in den Heere ontslapen op den derden February MDCCLXXII, Sylv. Duc., 1772 (gedicht); Dissertatio juridica de regalibus in Belgio, praecipue in agro Sylvaducensi usitatis, diss. Utrecht, Traj. ad Rhen., 1772; Dissertatiuncula de poena falsam monetam cudentium, ad. L. II c de falsa moneta, missa in societatem cui titulus Tandem fit surculus arbor - ut recitetur ante diem VI Idus Novembris anni 1772 (Hs.S.A., den Bosch); De jure Romano negue Laris instar colendo neque ad bestias damnando, 1776 (niet gedrukt en onvindbaar); De orgelmaaker, behelzende eene uitvoerige beschrijving van alle de uit- en inwendige deelen des orgels, en Handleiding tot het maaken, zamenbrengen en herstellen derzelven, 's-Hertogenbosch, 1804.
LITTERATUUR: ABW, VIII, 732-733; Hermans, 34-35; De Haas, 159; Hezenmans, 's-Hertogenbosch, 457; SvY, II, 353-355; F.C. van Heurn, Herziene gedocumenteerde afstammingsstaat van het geslacht van Heurn, z. pl., 21964; Aanvulling genealogie van Heurn, Ned. Adelsboek, LXI (1968) 17-24; Boekzaal, CV (maart 1767) 319.
| 50 |
1970 |
Ferd. SassenHEURN Johan vanStudenten van de Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1970) 49-50 |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 9, 51n, 109
M. de Haas, Bossche scholen van 1629 tot 1795 (1926) 159, 266
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 388
A.C.M. Kappelhof, De belastingheffing in de Meierij van Den Bosch gedurende de Generaliteitsperiode (1648-1730) LXIX (1986) 158, 232
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 19, 76, 79, 83
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 412-413
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) II. 354
F.L.R. Sassen, 'Levensberichten van de hoogleraren der Illustre School te 's-Hertogenbosch' in: Varia Historica Brabantica III (1969) 254, 299, 311-313
Ferd. Sassen, Studenten van de Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1970) 49-50
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 LI (1981) 323
R.A. van Zuijlen, Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering de pensionarissen, griffiers en secretarissen van 's Hertogenbosch (1863) XVII